Score
0%
In de onderstaande zinnen vul je steeds het onvoltooid deelwoord/tegenwoordig deelwoord in. Je kiest voor de meest gebruikelijke vorm van het onvoltooid deelwoord.
1: fietsen –
2: kopen –
3: werken –
4: rennen –
5: bellen –
6: botsen –
7: beschadigen –
8: struikelen –
9: denken –
10: bedenken –