Score
0%
In deze oefening komen allerlei verschillende vormen van het werkwoord aan bod én het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt. Het is dus belangrijk dat je de verschillende vormen van het werkwoord herkent en dat je alle regels van de werkwoordspelling kent en goed toepast.Bij de persoonsvorm kies je voor de tegenwoordige tijd, tenzij in de zin duidelijk staat aangegeven dat het verleden tijd moet zijn.
1: Manoah (hebben) zijn straf (aanvaarden).
2: Otis (aanvaarden) zijn straf.
3: Gisteren (aanvaarden) Piet zijn straf.
4: De (aanvaarden) straf (blijken) het overschrijven van een deel van het woordenboek te (zijn).
5: Isa (hebben) het altijd al (willen) (zeggen) tegen haar.