Score
0%
Zet de onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd.
Lees de uitleg van de onregelmatige werkwoorden ofwel sterke werkwoorden. Je kunt ook eerst de algemene uitleg van de werkwoordspelling lezen en alleen de regelmatige werkwoorden oefenen.
1: Manlief (zijn) met veel plezier macarons aan het bakken.
2: Tijdens de les (denken) Jean aan een mooi boek.
3: Abdulrahman (eten) heerlijke pannenkoeken met geitenkaas tijdens de lunch.
4: Hussam (gaan) tijdens de les Nederlands naar de orthodontist.
5: De leerlingen (hangen) hun jassen aan de nieuwe kapstok.
6: Bas (kiezen) de richting economie.
7: Zijn broek (krimpen) in de wasmachine.
8: De taxichauffeur (vermijden) de drukke wegen.
9: Juf Melis (rijden) op de parkeerplaats van de school.
10: De presentator (schelden) veel in zijn programma.