Score
0%
In de onderstaande zinnen vul je steeds het onvoltooid deelwoord/tegenwoordig deelwoord in. Je kiest voor de meest gebruikelijke vorm van het onvoltooid deelwoord.
1: winkelen –
2: beroven –
3: haasten –
4: maken –
5: verdubbelen–
6: lenen –
7: gymmen –
8: rusten –
9: sparen –
10: rammelen –