Score
0%
Deze zinnen zijn speciaal gemaakt voor als je de werkwoordspelling goed begrijpt. Je herkent alle werkwoordsvormen en kent alle regels van de werkwoordspelling. Het is helemaal niet erg als deze zinnen te moeilijk zijn, dan moet je gewoon nog even oefenen.
Bij de persoonsvorm ga je uit van de tegenwoordige tijd, tenzij het anders wordt vermeld.
Vul alle vormen van het werkwoord in.
1: De (veroordelen) crimineel (zeggen) dat hij niemand (hebben) (pijnigen).
2: (Uitrusten) u goed oma, want (uitrusten) mensen zijn fittere mensen dan mensen die niet (zijn) (uitrusten).
3: Vandaag (landen, verleden tijd) het vliegtuig op Schiphol, daar (zijn) het (landen) vliegtuig eerder ook al (landen).