Score
0%
Vul de juiste vorm in van de werkwoorden. Bij al deze zinnen gaat het om de ik-vorm.
1: Ik (gaan) naar de stad.
2: Ik (willen) graag een nieuwe fiets.
3: Ik (worden) morgen 15 jaar.
4: Ik (zijn) morgen dus jarig!
5: (begrijpen) ik dat goed?
6: Ik (vinden) dat erg leuk om te doen.
7: (lopen) ik morgen naar de stad?
8: (spreken) ik je morgen?
9: Ik (vertellen) je geen geheimen.
10: (hebben) ik een goed cijfer voor de test?