Score
0%
Eerst geef je de persoonsvorm (pv) aan, daar komt dan een streepje onder te staan. Daarna klik je op de plaatsen waar een zinsdeelstreepje moet komen te staan. Vervolgens geef je het werkwoordelijk gezegde (wwg) aan, het onderwerp (ow), het lijdend voorwerp (lv) en vervolgens het meewerkend voorwerp (mv). Let op: soms staan er meerdere bijwoordelijke bepalingen in één zin en soms staat er geen bijwoordelijke bepaling in een zin.
1: De leerlingen van de vierde klas wilden extra oefenmateriaal op de site geplaatst hebben.
2: Niek en Daan hebben gisteren op de site geoefend met de woordsoorten.
3: Levi heeft vorige week op haar laptop geoefend met zinsdeelbenoeming.