jufmelis.nl

Nederlands is niet moeilijk, gewoon even oefenen

inloggen

Het woordje ‘er’

Uitleg

Het woordje ‘er’ gebruiken in een zin is voor de een makkelijk en voor de ander erg moeilijk. Er zijn verschillende manieren om ‘er’ te gebruiken. Het woordje ‘er’ wordt vaak automatisch goed gebruikt, zonder dat er uitgelegd kan worden waarom.

Voor iedereen die Nederlands als tweede taal leert, is dit extra moeilijk. In deze uitleg ga ik proberen om zo duidelijk mogelijk een deel van de regels voor het gebruik van het woordje ‘er’ uit te leggen.

Waarom gebruiken we 'er'?

'Er' kan bijvoorbeeld gebruikt worden om extra nadruk te geven, om woorden niet extra te herhalen, of bijvoorbeeld omdat we niet zo goed weten om wie het gaat. Er wordt vaak onbewust gebruikt.

Blijft het na het lezen van deze uitleg en het maken van de oefeningen lastig om er te gebruiken? Dat is helemaal niet erg, zonder er begrijpt iedereen je prima. 


1. Er als plaats

Er wordt vaak gebruikt als plaatsbepaling of plaatsaanduiding. Er wordt dan op de plek in een zin gebruikt waar ook de plaats zou kunnen staan, of bijvoorbeeld het woord ‘daar’ of hier’. Kijk even naar de voorbeeldzinnen.

  • Josje woont al jaren in Eindhoven.
    • Ze woont er al jaren.
      • er->Eindhoven
  • Ga jij naar het feest van Skye?
    • Ja, ik ga erheen.
      • er->het feest van Skye

 Is de trein al op het station?

    • Ja, de trein staat er al.
    • Nee, de trein is er nog niet.
      • er-> station

In de bovenstaande zinnen verwijst ‘er’ dus naar een plaats. Je kunt het woord vaak vervangen door het ‘hier’ of ‘daar’. 

Soms wordt in de zin ook verwezen naar een plaats die niet is genoemd.

  • Is de trein er?
  • Ben je er al?
  • Ja, ik zit er?


2. Er met een telwoord

Er wordt ook veel gebruikt in combinatie met telwoorden. Lees hier wat telwoorden zijn en oefen met het herkennen van telwoorden

Het telwoord blijft staan, maar wát je telt wordt vervangen door ‘er’. 

Er verwijst dus naar wat je precies telt:

  • Ik heb twee koekjes.
    • Heb je er twee?
      • er-> koekjes
  • Wil jij 7 kinderen uitnodigen?
    • Ja, ik wil er zeven uitnodigen.
      • er->kinderen


3. Er en het onderwerp

Begrijp je wat het onderwerp (subject) is in een zin? Lees eerst de uitleg over het onderwerp en oefen met het onderwerp zoeken in een zin

Er als voorlopig onderwerp

Soms wordt er als voorlopig onderwerp vooraan in de zin gezet. Het echte onderwerp staat dan later in de zin. Op deze manier kun je een zin bijvoorbeeld extra nadruk geven, of aangeven dat je niet precies weet om wie het gaat. 

  • Veel mensen oefenen op jufnt2.nl.
    • Er oefenen veel mensen op jufnt2.nl.
      • onderwerp: veel mensen, voorlopig onderwerp: er
  • Een hond poept op de stoep.
    • Er poept een hond op de stoep.
      • onderwerp: een hond, voorlopig onderwerp: er


Er in een passieve zin

Weet je wat het verschil is tussen een actieve en een passieve zin?

‘Er’ kan ook gebruikt worden in passieve zinnen zonder onderwerp. Kijk maar naar de onderstaande voorbeelden.

  • Er wordt gefeest.
  • Er is niets te horen.
  • Er wordt aan de deur geklopt.


4. Er vastplakken aan het voorzetsel

Er wordt meestal aan een voorzetsel (of een woord dat lijkt op een voorzetsel) vastgeplakt als het voorzetsel er direct achter staat. Lees hier de uitleg over voorzetsels en oefen met het herkennen van voorzetsels.

  • Als het voorzetsel achter het woordje er staat dan worden ze aan elkaar geplakt. 
  • Waar is mijn bril?
    • Je zit op je bril. (oeps)
    • Je zit erop.
  • Het konijn zit in de schuur.
    • Het konijn zit erin.
  • De laptop ligt onder de bank.
    • De laptop ligt eronder


Lastige gevallen

Soms is het allemaal wat ingewikkelder, vaak omdat er verschillende ‘voorzetsels’ (of woordjes die lijken op voorzetsels) achter elkaar. Er kan dan juist los worden geschreven (bijvoorbeeld als het echt naar een plaats verwijst) of toch aan het voorzetsel vast. Je kunt het opzoeken als je het niet weet.   

  • Drie pakken koekjes staan er in de kast.
  • We zitten in het bad. We zitten erin
  • Er zijn er tien.
    • Twee keer er in één zin kan ook.

Ik heb speciale oefeningengemaakt over er in combinatie met een werkwoord. Ze zijn best lastig, probeer ze maar eens!

Parkeren en inparkeren

Héél soms hangt het zelfs van de betekenis af of het aan elkaar moet. Kijk naar de voorbeeldzinnen met het werkwoord parkeren en het werkwoord inparkeren.

  • Kun jij hierin parkeren?
    • betekenis: kun je in déze auto parkeren.
    • werkwoord: parkeren
  • Kun jij hier inparkeren?
    • betekenis: kun jij op deze plaats inparkeren.
    • werkwoord: inparkeren

 

Oefen met het woord er in de zin slepen, er met een voorzetsel of oefen met de flitswoorden er in combinatie met een werkwoord.



Voor € 15,- per jaar kun je een jaar lang alle oefeningen maken. Bestel nu!

Volgende oefening

  • oefening naam